Honderd jaar Gewina! Een van mijn voorgangers, Ernst Cohen, schreef in zijn memoires: “Stelt men de vraag, of ook nu die oude genootschappen nog reden van bestaan hebben, dan kan men die, mijns inziens geheel objectief gesproken, geenszins voor alle met een volmondig ‘ja’ beantwoorden”. Als “punt van ontmoeting”, zo stelde hij, hadden ze nog wel hun nut, maar “de eigenlijke werkzaamheden van die oude verenigingen hebben veelal niet veel meer om het lijf”. Cohens oordeel doet denken aan een al veel oudere klacht, toen Jacob Geel in 1837 sprak van “uitgebrande kraters, waar jan en alleman, jong en oud, zonder gevaar en op hun gemak kunnen zitten”.

Een uitgebrande krater is Gewina zeker niet, al heeft de tijd wel wat brandsporen nagelaten. Het historisch overzicht van David Baneke in deze bundel laat zien dat het niet altijd even gemakkelijk is geweest om de honderd jaar vol te maken. En om eerlijk te zijn: het is nog steeds niet makkelijk. Financieel blijft het steeds weer een kunst om de eindjes aan elkaar te knopen. De laatste jaren is het aantal leden langzaam afgekalfd, een van de redenen voor de fusie van de organisaties van Nederlandse en Belgische wetenschaps- en universiteitshistorici tot één vereniging. Alleen al door de vergrijzing raken we nog steeds leden kwijt. Maar we zien gelukkig ook een toename van het aantal jonge leden. Dat betekent dat er toekomst is.

Gewina is een eerbiedwaardige vieille dame geworden, maar tegelijkertijd klaar voor een nieuwe levensfase. Het tijdschrift bloeit, er is een scriptieprijs ingesteld, er zijn plannen voor uitbreiding van het aantal activiteiten en de symposia en congressen trekken voorlopig nog steeds genoeg belangstellenden. Het bestuur zal een steunfonds van de grond proberen te krijgen om plotselinge klappen op te vangen. Toen we vorig jaar een enquête rondstuurden met de vraag of er leden waren die zich actief wilden inzetten voor het genootschap leverde dat een hele lijst met namen op. Dat geeft vertrouwen. En zolang er een vakgebied als het onze is dat de moeite waard is zal er behoefte zijn aan een vereniging die daarvan de belangen behartigt.

Voor u ligt één van die initiatieven die in dit jubileumjaar van de grond gekomen zijn: een bundel met portretten die samen een tableau de la troupe vormen van honderd jaar Nederlands-Belgische wetenschapsgeschiedenis. Die verzameling laat zien dat Nederland en België een levendige beoefening hebben gekend van deze tak van wetenschap en dat wij niet alleen Sarton en Dijksterhuis hebben gehad, maar dat het veld veel breder was en is.

Op naar het tweehonderdjarig jubileum!